Ik verdenk de organisatoren van dichtdagen ervan dat ze het expres doen. De meest vreemde zalen die ze kunnen vinden. Donkere, lege magazijnen, nauwelijks verlicht met een chemisch groene spot. Of een vergrendelde zolderkamer, waar woorden af en toe doorprikt worden door het gepiep van een rookmelder aan het einde van zijn leven. Zelfs in een koffiehuis, een locatie die in normale omstandigheden toch geniet van een licht-poëtisch laagje, kiezen ze net die ene plaats uit, waar boven het hoofd van de dichter heel de avond lang in dikke letters de BLOEDWORST MET APPELTJES geadverteerd wordt.

Het is alsof ze ons bewust een decor willen aanreiken voor een van onze volgende teksten.

En vooral: wat is dat met die zalen zonder stoelen? Is dat voor de staande ovaties?